- rule
- n. wet; regel; heerschappij; liniaal; omgangsvorm--------v. beslissen; beheren; regeren; liniërenrule1[ roe:l] 〈zelfstandig naamwoord〉1 regel ⇒ voorschrift2 gewoonte ⇒ gebruik, regel3 duimstok ⇒ meetlat4 regering ⇒ bewind, bestuur5 〈drukwezen〉wit 〈zetmateriaal〉♦voorbeelden:1 rules of the road • verkeersregels/codeaccording to/by rule • volgens de regels, stipt2 as a rule • gewoonlijk, in het algemeen4 under British rule • onder Britse heerschappij¶ 〈pejoratief〉 rules and regulations • de kleine lettertjes, de regelsrule of thumb • vuistregel, natte vingerwerkbend/stretch the rules • soepel zijn, iets door de vingers zien————————rule2I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 heersen ⇒ regeren, de zeggenschap hebben2 een bevel uitvaardigen ⇒ bepalen, verordenen3 〈geldwezen〉een bepaalde hoogte hebben♦voorbeelden:1 she rules over her children with a firm hand • ze houdt haar kinderen stevig in het gareel3 oil rules low today • de olieprijzen staan laag genoteerd vandaagII 〈overgankelijk werkwoord〉1 beheersen 〈ook figuurlijk〉 ⇒ heersen over, regeren2 beslissen ⇒ bepalen, bevelen3 liniëren ⇒ belijnen4 trekken 〈lijn〉♦voorbeelden:1 be ruled by • zich laten leiden door2 rule something out • iets uitsluiten, iets voor onmogelijk verklaren3 ruled paper • gelinieerd papierrule something off • iets aflijnen, eindstreep trekken
English-Dutch dictionary. 2013.